Waarom beslaat mijn beglazing aan de binnenzijde?

In principe kan het voorkomen dat er op het oppervlak, aan de kamer zijde, van het isolatieglas c.q. het kozijn condensatie optreedt. Dit mag men echter niet met condensatie in de spouw van het isolatieglas verwisselen. De oorzaken van de condensvorming op het binnenste oppervlak kunnen als volgt beschreven worden. In een woongedeelte wordt continue waterdamp geproduceerd. Deze water hoeveelheden bevinden zich als onzichtbare waterdamp in de lucht. Zo kan er bijv. in 1 m3 lucht van 0 graden C een maximale hoeveelheid van 5 g (= 5 cm3) waterdamp zitten. Is de kamertemperatuur hoger, kan de lucht meer water opnemen. Zo stijgt het wateraandeel bij 20 graden C tot 17 g en bij 30 graden al tot 30 g per m3.

Is echter de maximale hoeveelheid in de lucht aanwezig, dan neemt deze geen vochtigheid in de vorm van waterdamp meer op. Men spreekt in dit geval van een verzadigde lucht. Treft nu deze watergeladen lucht bijvoorbeeld in de winter een koude vensterruit aan, dan condenseert de waterdamp en slaat als water neer op de vensterruit. De optredende condensatie begint altijd aan de rand. Dit wordt veroorzaakt door de warmtetechnisch ongunstige randverbinding van de ruit. In het bijzonder kan in niet verwarmde ruimtes (bijv. slaapkamers) op koude dagen condensatie ook bij isolatieglas voorkomen. Dit komt, omdat de ruimte gedurende de nacht voortdurend afkoelt en de lucht door het ademen bij een relatief lage temperatuur met waterdamp verzadigd raakt. Bovendien willen wij er op wijzen, dat condensatie niet alleen bij vensterruiten of –elementen optreden kan, maar op alle koude oppervlaktes. Dit lijdt tot vochtplekken en schimmelvorming op de wanden.

In principe kan men door het in acht nemen van bepaalde regels het optreden van condensatie verhinderen of in ieder geval verminderen. Daarbij hoort ook dat er in ruimtes waar condensatie optreedt (op isolatieruiten of wanden) meer als tot dan toe gelucht dient te worden, totdat er een merkbare verbetering is waargenomen. In het bijzonder bewoners van huizen die nieuwe ramen gekregen hebben, dienen erop gewezen te worden, hun beluchtingsgewoonten aan de nieuwe situatie aan te passen. De oude ramen waren in de regel zo ondicht, dat er een continue ongecontroleerde beluchting kon plaatsvinden. Zo kon er continue droge buitenlucht in het vertrek komen en de warme vochtige binnenlucht kon naar buiten geraken. Bij de nieuwe dichte ramen is dit niet meer het geval, zodat de bewoners ervoor moeten zorg dragen dat een regelmatige luchtwisseling kan plaatsvinden, zodat condensatievorming vermeden kan worden.

Een vermindering van condensatievorming kan ook bereikt worden door een verandering in de warmtetoevoer bijv. door gunstige plaatsing van verwarmingselementen of door de verwarming wat hoger te zetten. De warme lucht dient voor het beste resultaat dicht langs het raamoppervlak te stromen, zodat een hoge warmteovergangs-coëfficiënt mogelijk is. Bij aanwezige situaties kan door middel van gleuven in de vensterbank het condensatiegevaar verkleind worden. De bovenstaande voorbeelden geven aan, dat condensvorming bij isolatieruiten beïnvloed wordt door de beluchting, de luchtstroom, de plaatsing van de verwarmingselementen als ook de luchtgewoontes van de bewoners en niet afhankelijk is van de raamconstructie of de beglazing.

 
Terug naar veel gestelde vragen